Echo’s Australie en USA

Klik op een foto om te vergroten en de galerij te openen.

De Engelse Google Translation vertaalt het woord “Echo” vaak als Ultrasound. Sorry voor het ongemak.

Deze pagina is Under Construction en zal binnenkort veel meer foto’s bevatten.

Het woord Echo komt voort uit de Griekse mythologie. In de Griekse mythologie is Echo een praatzieke nimf, afkomstig van de berg Helicon. De oreade (bergnimf) kon maar niet ophouden met praten. De nimf leidt de godin Hera zo erg af dat ze niet meer op haar man de oppergod Zeus kan letten, die vaak affaires aangaat met andere goden, nimfen en mensenkinderen.
Omdat ze zoveel last heeft van de nimf besluit Hera om Echo te vervloeken. De bergnimf kan hierdoor alleen nog maar mensen napraten en niet meer zelf een gesprek beginnen. Aan deze mythe hebben wij het begrip ‘echo’ te danken.

Australische echo’s 

Amerikaanse echotoestellen

Echosonic

Het verhaal van de eerste Amerikaanse draagbare echo begint in 1953 bij Ray Butts (1919-2003), die sinds 1951 als electronicus  een muziekwinkel met reparatie voerde in Cairo Illinois. Ray speelde zelf accordeon in een band en bouwde vanuit een Gibson versterker een prototype buizenversterker van 15 watt met 12 inch University speaker en ingebouwde echo  (no. 1) voor zijn vriend en medemuzikant gitarist  Bill Gwaltney. Echo was tot die tijd een studio aangelegenheid.
Deze versterker kreeg de naam Echosonic en had alle knoppen en buizen in het topchassis en vreemd genoeg de tapeloop op de bodem van de versterker. Ray wist Chet Atkins er voor te interesseren en bouwde in 1954 no. 2 voor Chet en in 1955  no. 8 met 25 watt voor Elvis gitarist Scotty Moore. In totaal zijn er 68 Custombuilds die hun weg vonden naar  vele bekende Amerikaanse artiesten als Carl Perkins, Johnny Cash en Roy Orbison. 
Luister hier naar een van de de eerste opnames van Chet Atkins met de Echosonic: https://www.youtube.com/watch?v=Sp2nuKOwhr0
Ray hielp Chet Atkins met de bouw van zijn home studio en ontwierp en produceerde ook een humvrije Humbucker pickup voor hem. Die werd later geproduceerd door Gretsch en gebruikt in hun 6120 model.
Rickenbacker verkreeg rond 1961 een licentie voor een productieversie onder de naam EKO-Sound  M-30 en Maestro Echoplex kopieerde de Echosonic techniek in 1959 voor toepassing in hun eerste buizenecho in 1961. 

Ecco-Fonic

In 1959 volgde een nieuwe ontwikkeling de Ecco-Fonic echounit ( type 109) ontworpen door Ray Stolle in Los Angeles California. Een goed klinkend maar ook nerveus en onderhoudsgevoelig apparaat met een  vaste weergavekop plus tweede over lange reeks verstelbare kop, genaamd  “The Variable Delay Control”, Een vroege Echo-Fonic is hier te horen:  https://www.youtube.com/watch?v=1X9ilF1wiQ4
Ray Stolle had zelf niet de middelen om zijn product verder te ontwikkelen, de  opvolgend verbeterde uitvoeringen werden aanvankelijk  gebouwd en verkocht door E.S. “Eddy” Tubin, vanaf 1961 door de industrieel Milton Brucker.

Fender

De Ecco-Fonic echo werd merkwaardig genoeg al vanaf 1959 al door Fender gepromoot in hun catalogus. Eind 1962 werd het bedrijf verkocht aan electronisch engineer Bob Marks, die samen met ontwerper Russ Allee een transistor versie ontwikkelde die exclusief verkocht werd door Fender  als Fender-Echo waardoor het merk Ecco-Fonic verdween. De gepatenteerde Ecco-Fonic techniek  werd ingezet voor de compactere solid state Fender bandecho modellen als ECC Model 501. Bekijk en beluister: https://www.youtube.com/watch?v=ijsyajsdSoU
Deze Fender label toestellen werden in de markt minder gewaardeerd dan de concurrerende Echoplex modellen, waarna Fender overstapte op Tel–Rays Oil Can techniek. 
Naast band- en schijfecho’s op basis van electro-magnetische technologie bracht Fender een reeks Echo-Reverb’s op de markt op basis van electro-statische (esoteric) technologie, de zgn. Oil Can Echo’s.  Deze techniek is ontwikkeld door Raymond Lubow (1920-2002) die samen met zijn broer Marvin in de zestiger jaren TEL-RAY Electronics in Los Angeles runde, het latere Morley met dezelfde eigenaars. Meer info hierover onderaan op deze pagina. Beluister de sound van enkele Fender Oil Can Echo’s via deze linken: https://www.youtube.com/watch?v=1ZC4o33dYmQ   of   https://www.youtube.com/watch?v=MedwvEhmnbQ  of  https://www.youtube.com/watch?v=ldTrCiY8Hl0.

Bekijk hier de historie van de Fender effecten: https://www.fender.com/articles/gear/vintage-fender-effects-from-the-1950s-1980s

(Maestro) – Echoplex

Het het succes van de voorlopers Ray Butts Echosonic en Ray Stolle’s  Ecco-Fonic echo’s werkte aanstekelijk op anderen, meer producten ontstonden.
Gitarist Don Dixon (1930), electronicus Mike Battle (1917-2008) met broer John Battle (metaalbewerking) starten in gezamenlijke huisvlijt rond 1959 in Akron Ohio in de kelder van John  de bouw van prototypes voor een echo met cartridge tapeloop (2 minuten-75 mtr) en sliding weergavekop, die later Echoplex zou gaan heten. Na gebruik en testen door Don Dixon kwam vanaf 1961 een kleinschalige productie voor opdrachtgevers op gang en ontstond mond op mond reclame.
In 1962 werd het patent verkocht aan Market Electronics, Willoughby,Cleveland, Ohio die de echo in serieproductie ging produceren, Don Dixon en Mike Battle bleven aan als consultants. Chicago Musical Instruments (CMI), had al een vroege serie van 500 echo’s afgenomen. Mede daardoor werd de verdere financiering, verkoop en distributie toevertrouwd aan CMI, die sinds 1944 een belang had in Gibson. CMI bracht deze activiteit onder bij hun dochter Maestro, marktleider in buizentechnologie sinds 1950 en verbonden aan Gibson amps. Aldus ontstond de naam Maestro-Echoplex.

De eerste bij Market Electronics geproduceerde echo was een 3 knops buizenmodel in een bruine koffer, dat al snel veranderd werd naar grijs. Snel volgde al in 1962 een gewijzigde versie de EP-2, een 2 knops buizenmodel, in iets grotere behuizing met rechts een kabelruimte. Het eerste 3 knops model zou daarna EP-1 gaan heten. Deze buizenmodellen hadden witte knoppen. De EP-2 kreeg vanaf ca. 1970 een zwarte kast met zwarte knoppen en een Sound on Sound (SOS) functie toegevoegd.
Vanaf 1970 deden de eerste transistor modellen hun intrede, de EP-3 (1970-1991) met een FET preamp, een Sound on Sound functie, de Repeat knop ging Sustain heten. De behuizing en de knoppen werden zwart en de kabelruimte ging naar links. Deze echo is van 1973 tot 1978  door Hank Marvin van The Shadows gebruikt.
Vanuit het EP-3 transistor circuit werd het topmodel Groupsmaster EM-1 ontwikkeld met 4 kanalen met ieder 2 inputs, Volume- en Tone controls, SOS functie en professionele VU meter. Op enig moment verkocht Mike Battle uit onvrede zijn belang in Market Electronics en hun transistors, om van tijd tot tijd zelfstandig weer terug te komen met buizen toepassingen.
Mid zeventiger jaren kwam het economy model Sireko, nog verwijzend naar de Mike Battle’s koosnaam Sir Echo. Het was een goedkopere uitvoering maar met EP-3 circuit, met iets kortere delay, zonder SOS functie en als enige Echoplex geen tape cartridge maar een spaghetti tapeloop gelijkend op de Roland RE toestellen.
In 1976 volgde de EP-4 transistor zonder SOS functie maar met Tone regeling en 4 led’s (incidenteel met analoge VU meter) als recordpilot. De instelpot voor record level werd een knop, een microfoon input en PA mixer output werden toegevoegd. Deze echo werd ontwikkeld door Market Electronics/Norlin zonder inbreng van Mike Battle en Don Dixon en bleek minder te presteren. Mike Battle stond daarom niet achter deze uitvoering en liet dat merken. Hij ontwikkelde naar een idee van Don Dixon  een compressorboard voor het record circuit als aanvulling voor de mindere prestaties van de EP-4 wat daarna ook in de EP-3 werd ingebouwd. Echter door implementatie fouten bij de productie werkte dit averechts en werd op last van het management weer verwijderd.

Rond 1970 verwierf het Panamees conglomeraat ECL een groot belang in CMI. Topmannen Norton Stevens (ECL) en Arnold Berlin (CMI) gingen verder als de Norlin Cooperation die de Echoplex verkoop en distributie overnam van Maestro tot 1979, waarna Norlin alweer sloot. Toen moest producent  Market Electronics naarstig op zoek naar een nieuwe distributeur. Dat werd Harris-Teller Chicago, die de naam Maestro-Echoplex niet langer wenste te gebruiken en wijzigde in Echoplex. Na het overlijden van de eigenaar van Market Electronics, worden in 1984 alle Echoplex rechten en patenten overgenomen door distributeur Harris-Teller Chicago. Die ging vanaf 1985 bij Crystall Valley Electronics, Christal lake, Illinois (Joe Ornelas en Mark Karney) verder met de productie van de types EP-3, EP-4 en een Limited Edition reissue EP-6T buizenversie in aangepaste EP-3 behuizing met EP-2 circuit.
User- en Service Manuals voor meerdere Maestro Echoplex Echo’s zijn te downloaden via de Echofix  site: https://echofix.com/pages/echoplex-ep1-ep2-ep3-ep4-manuals    en   http://www.synfo.nl/servicemanuals/Maestro/ECHOPLEX_OWNER-SERVICE_MANUAL.pdf

Post-Echoplex echo’s

In 1991 viel het doek voor Echoplex, waarna de rechten in handen kwamen van Gibson, die o.a. de Oberheim Echoplex Digital Pro onder Gibson label op de markt bracht. Vanaf 2019 brengt Jim Dunlop o.a. zijn (MXR) Echoplex EP pedals op de markt.
Mike Battle bleef trouw aan de Echoplex buizentechniek en bouwde rond 1999 handmatig een aantal hoogwaardige verbeterde echo’s met o.a. solinoid gestuurde capstan onder de naam Tubeplex. Die prototypes werden later in kleine series gebouwd door Hard Rock Inc. met typenummers als TP-100.
Fulltone Musical Products Washington (Michael Fuller) produceerde TTE (Tube Tape Echo) boetiek Reissue tape echo’s op basis van de vroegere Echoplex buizentechniek en levert thans een solid state versie met EP-3 techniek als (Solid State Tape Echo) SSTE. De stand na 60 jaar Echoplex.

Vox Thomas (1965-1971)

In 1965 verwerft Thomas Organ het recht om zelf complete Vox producten voor de Amerikaanse markt te gaan produceren en komen de eerste Amerikaanse buizenversterkers in de verkoop.  De Amerikanen vinden buizentechniek al snel ouderwets en willen hun transistor ervaring met orgels gaan toepassen voor Vox producten.  Al in 1966 wordt volledig overgeschakeld op Solid State techniek en worden de enige Vox transistor echo’s ontwikkeld. Meer over Vox Thomas USA is te zien onder het hoofdstuk “Shadows Music Gear Vox v”.

Tel-Ray, Morley en andere ADINEKO Oil Can echo’s 

De broers Ray(mond) en Marvin Lubow  begonnen in de sixties in Los Angeles Californie hun bedrijf Morley. Ray ontwikkelde daar een echotoestel op basis van een niet eerder toegepaste Oil Can techniek.  De Oil Can techniek bestaat uit een schijf die draait in een (half) met electro-statische vloeistof gevulde rond draaiende metalen trommel, die dient als roterende condensator. De magnetische koppen zijn hier vervangen door rubberen borstels, tape is overbodig.
Deze techniek werd op de markt gezet als Ad-N-Echo (of ADINEKO) aanvankelijk onder het TEL-RAY label en vanaf begin seventies als Morley.  De techniek werd als snel geadopteerd door gerenommeerde merken als Fender, Gibson, Mosrite, Acoustic en Standel waarvoor Tel-Ray ook ging produceren. De sound van oil-can echo’s verschilt van tape- en schijfecho’s, geeft meer onder water geluid met een lichte mix van vibrato en chorus en werd in een verdergaande ontwikkeling toegepast voor psychedelische muziek en Leslie simulatie (More-Lee, Less-Lee, een reklamegrapje van de gebroeders  Lubow).  
Ook Vox Thomas bracht een Echo-Reverb V807 uit op basis van deze roterende trommel techniek, maar dan heel bijzonder in een droge trommel. Dit toestel is hierboven op deze  zelfde pagina te zien met de andere Amerikaanse Vox echo’s.

Overige Amerikaanse echo’s.

Over enkele van deze Amerikaanse toestellen is wat achtergrondinfo te melden. 

Deltalab (incl. ADS):
DeltaLab Research Inc werd opgericht door ontwerper Richard E. DeFreitas en was gevestigd in Chelmsford, Massachusetts als producent van professionele audio en digitale effectapparaten. Zij ontwikkelden onder meer de gepatenteerde superieure ADM technologie (Adaptive Delta Modulation) en brachten daarbij een door Morley geproduceerd voetpedaal. Onder meer  Mark Knopfler gebruikte een DeltaLab DL-4 Time Line. 
Bij DeltaLab werden ook ADS toestellen ontworpen als de ADS Model 10, ADS (Analog & Digital Systems) kocht DeltaLab begin jaren tachtig. In de jaren negentig verschenen ADS toestellen als de 500 Plus en Model 1000 op o.a. de Poolse markt.  Thans wordt het DeltaLab label gebruikt voor accessoires als metronooms en tuners van GuitarCenter.

DigiTech:
DOD Electronics, of kortweg DOD, is een bedrijf dat effectpedalen voor gitaar maakte, waarvan er vele inmiddels niet meer leverbaar zijn of onder de merknaam Digitech worden verkocht.
DOD stond oorspronkelijk voor ingenieur David Oreste Di Francesco, die het bedrijf in 1973-1974 (tot ca 2008) in Salt Lake City oprichtte met zakenpartner en muzikant John Johnson en het later verkocht aan Harman International (sinds 2016 onderdeel van Samsung).
DigiTech werd aan het begin van de digitale audio revolutie in 1984 kleinschalig opgericht als een uitloper van het merk DOD en werd een toonaangevende pionier en innovator van multi-effectprocessors voor gitaar en bas. In 1987 bracht DigiTech de eerste multi-effectprocessor uit, de DSP128, waarmee drie effecten tegelijk konden worden gebruikt.
 In 1993 verhuisde DigiTech naar een nieuw productie- en R&D centrum, op Sandy Parkway, in Salt Lake City. Rond 2013 herleefde het merk DOD weer door de inzet van Harman employee Tom Cram.
Harman International, heeft in 2018 de beslissing genomen om het R&D centrum van DigiTech/DOD te ontmantelen en volledig te integreren in de professionele organisatie van Harman.